Mijn lijst met blogs

zaterdag 5 februari 2011

041

Wanneer ik nu een huisdier zou hebben, dan zou dat een hond zijn. Maar ik heb geen huisdier, want dat zou ronduit zielig zijn: ’s ochtends stap ik rond 07.00 uur de deur uit en het is meestal rond  18.00 uur, wanneer ik de sleutel weer in het slot van de voordeur steek. Dat betekent dat een huisdier zich op werkdagen elf uren zelf moet vermaken én in het geval van een hond of kat, dat ‘ie zichzelf naar buiten en weer naar binnen moet laten. Dat kan een kat of hond niet. Hoewel...
Nu een huisdier nemen zou een ronduit egoïstische, domme, ondoordachte, dierenmishandelende daad zijn. Toch jammer dat er nog altijd werkende singles en tweeverdieners zijn, die dit niet beseffen…

Het ‘bijzondere’ is, is dat ik niet uit een hondengezin kom, maar uit een kattengezin. Vanaf mijn eerste herinnering was lapjeskat Sunny in huis. Zij kreeg zeer regelmatig jongen, en ik heb werkelijk geen idee, waarom het beest niet gesteriliseerd was. Misschien was dat in de jaren ’70 nog niet vanzelfsprekend, en was het normaler dat de jonkies in een emmer met een doek met ether werden gestopt en daarna begraven werden in de tuin.
Op zeker moment bleef de zwangere Sunny een poos weg en kwam ze met twee kittens thuis die al te groot waren om in een etheremmer te stoppen. Sunny was mijn ouders te slim afgeweest, en de twee jonkies kregen een naam: Motty en Peter. De rode Motty kreeg een ander thuis en de rood-witte kater Peter bleef. (Later kwam er ook nog ene Bartje bij en hadden we drie katten, maar dat is nu even niet relevant.)

Peter was een bijzondere kat: hij opende alle deuren zelf, door op de kruk te springen. Dat was ‘m niet aangeleerd, dat had ‘ie zelf bedacht. De kruk in de deur tussen de keuken en de gang heeft volgens mij zelfs een poos een kwartslag gedraaid gestaan, alsof er nog kleine kinderen in huis waren. Maar dat was dus om te voorkomen dat Peter naar boven zou toffelen. Katten mochten niet naar boven, oftewel niet op de bedden slapen.

Op een dag was Peter weg…

Maar dat is gelukkig niet een dramatisch eind aan dit verhaaltje of aan het leven van Peter.

Verdomd als het niet waar was: weken (of maanden) later fietsten zussies, vriendin S. en ik over de oude zeedijk (paar kilometer ten noorden van het dorp waarin we woonden) en waren we absoluut zeker dat we Peter zagen! We belden aan bij het dichtstbijzijnde huis, maar de mevrouw die opendeed was niet bepaald vriendelijk of blij voor ons…
We raceten helemaal overstuur op onze fietsen naar huis en smeekten hait om met de auto naar de plek te rijden. Hij deed het. Eenmaal ter plaatse zette hait de kat achterin de auto en volgens mij heeft hij de onvriendelijke mevrouw daarna alleen medegedeeld dat hij de kat mee nam naar huis. Tof.

Thuis deden we de ultieme test: de kat werd in de keuken gezet en in de bijkeuken opende ik het deurtje van het kastje waarin het kattenvoer stond. De deur tussen keuken en bijkeuken was goed gesloten.

Voor het verhaal was het nu best aardig geweest dat de kat de deur niet opende…

Maar het was niet eens nodig om met het pak Felix te rammelen, want de kat stond al naast me. Hij had op de zijn vertrouwde wijze, de deur tussen keuken en bijkeuken zélf geopend! Het was 100% zeker, zonder DNA-test, Peter!

1 opmerking: