Mijn lijst met blogs

maandag 31 januari 2011

036

Binnenkort ga ik kennismaken met mijn nieuwe ‘cliënt’: een mevrouw bij wie ik voor het bezoekproject van het Rode Kruis, minimaal eens in de week op visite zal gaan. Ik weet nog niet zoveel van deze mevrouw, maar dat komt nog wel. Wat ik wel weet, is dat ze geboren is in 1916. Dat is in de Eerste Wereldoorlog! Héél lang geleden dus. Daarmee is ze nét iets ouder dan oma, die mijn oma niet is, maar die ik wel zo noem.

Uiteraard ga ik volkomen blanco die kennismaking in: zij mag vertellen wat ze graag wil doen, wanneer ik bij haar op visite kom.

Als zij wil wandelen, gaan we naar buiten!

Als ze voorgelezen wil worden… met bijna 400 romans en verhalenbundels in mijn boekenkast, kunnen we jaren vooruit. Het liefst zou ik dan trouwens in het Fries voorlezen, te beginnen met ‘De hearren fan Fryslân’. Een prachtig boek, waarvoor de schrijver in 2010, volkomen terecht, een literaire prijs heeft gekregen. Ik las het boek afgelopen zomer, op vakantie, en kon na de laatste bladzijde niet meteen in een ander boek verder lezen. Ik moest het verhaal waar ik helemaal ingezogen was eerst verwerken. ‘It benimt de lêzer de siken’ staat op de achterflap geschreven, en dat was bijna letterlijk het geval. Ik voelde de pijn, het heimwee en de tragiek, waardoor de ademhaling en de tranen hoog kwamen te zitten.
Hmm, misschien toch wat zware kost om voor te lezen.

Als ze wil winkelen, geen probleem!

Als ze wil praten, zal ik haar luisterende oor zijn. Mag ze mij vertellen hoe zij de oorlogsjaren heeft ervaren, welk programma er op televisie was toen zij voor de eerste keer naar de beeldbuis keek en of zij de woorden ‘That's one small step for man, one giant leap for mankind’ meteen als legendarisch beschouwde, of dat die woorden dat pas véél later werden. Wil ik graag horen wat ze van Obama zijn inauguratiespeech vond en hoe zij denkt over de demonstraties in Egypte. Zou het haar ook al opgevallen zijn, dat er wel erg weinig vrouwen in die massa’s op straat te zien zijn?

Als ze een spelletje wil spelen, met kaarten of dobbelstenen: prima, hou ik ook van!

Ach, wat ze ook voorstelt te doen, we maken er gewoon iets moois van.
Later meer!

zondag 30 januari 2011

035

Op 12 november 2010 hoorde ik er iets over op de radio – Omrop Fryslân. Vervolgens bleef het stil, tot ik vanochtend de Leeuwarder Courant (gekocht in het piepkleine zaakje van blog 022) open sloeg. Het artikel was niet te missen: vanwege de omvang van een halve pagina en vanwege de enorme kleurenfoto. De zaterdagskrant, dus dan hebben we het over een halve pagina op het ‘oude’ formaat en niet op het handige tabloidformaat. Huge was dus de kop: ‘Fryske Cash’ dankzij God en tatoeages

Het project ‘Fryske Cash’ omvat onder andere een plaat (cd en vinyl) met daarop nummers van de legendarische Johnny Cash… alleen worden niet de originele teksten gezongen. Er zijn en worden teksten van de  Amerikaanse countryzanger, gitarist en singer-songwriter vertaald naar het Fries. De nummers worden vervolgens gespeeld en gezongen door Friese (wannabe) artiesten.

Voor het nummer ‘I walk the line’ is nog geen vertaling. De initiatiefnemers en de Leeuwarder Courant hebben hier een wedstrijd voor uitgeschreven: De maker van de beste vertaling, in het Fries of in een van de andere in deze provincie gesproken dialecten, ziet zijn of haar schepping vereeuwigd als ‘bonustrack’ op de cd (door wie, dat is nog een verrassing) en deelt vervolgens mee in de royalty’s. (bron LC 29-01-2011)

…. Sorry… ik ben even stil…

Toen ik die 12e november hoorde over het idee ‘Cash in het Fries’ smste ik mijn lief:
13 nummers van Cash worden naar het Fries vertaald en op cd gezet… kun je ook  niet doen…
En:
Ik kan me niet voorstellen dat dat mooi of goed wordt. Misschien wordt het een grote flop en horen we er bijna niks van…

Dat allerlaatste – misschien horen we er bijna niks van – dat kan ik dus wel uit mijn hoofd zetten, getuige het enorme artikel in de zaterdagkrant. Velen zullen in de pen klimmen en denken dat ze Cash kunnen evenaren. En met het oog op de royalty’s, denken sommigen misschien te kunnen ‘cashen’. Wat een slechte woordspeling…

Het moge duidelijk zijn: ik vind de songs van Johnny Cash vertalen naar en uitvoeren in het Fries een bijzonder slecht en respectloos idee. Van de Man in Black dien je af te blijven. Zijn naam en nummers  hoeven niet besmeurd te worden door een sausje die een ander erover denkt te moeten gieten. Wie denken de initiatiefnemers wel, wie ze zijn! Als Cash zich had willen uitdrukken in het Fries, dan had hij dat wel gedaan. Maar Cash schreef de nummers in rauw Amerikaans.

Het valt mij nog mee dat het eerste optreden met Friese nummer van Cash gepland staat op 3 september. En niet op 12 september, de sterfdag van Johnny Cash. Hadden de  Friese (wannabe) artiesten over de rug van Cash misschien nog meer publiciteit kunnen genereren.
Als Cash nog had geleefd, had hij zelf kunnen aangeven of zijn pennenvruchten naar het Fries vertaald hadden mogen worden. Maar hij kan er nu niets meer over zeggen. Dus gewoon lekker alles rond Cash laten, zoals het was vóór 12 september 2003.

Beste Alle, Anneke, Eddy, Elske, Eric, Foppe, Jacco, Johanna, Klaas, Laurens, leden van de rockabillyband Highway 54, leden van Ska3, De Hûnekop, Monstertux en Baldrs Draumar,

Vertaal het volgende éérrst maar eens naar het Fries:
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald!

zaterdag 29 januari 2011

034

Steevast koop ik een Riepe, wanneer een straatkrantverkoper deze aanbiedt – de Riepe is trouwens een tijdschrift en niet een krant, maar straattijdschriftverkoper klinkt niet. Wanneer ik het nummer al heb, krijgt de verkoper € 2,- en mag hij of zij het tijdschrift houden en nóg eens verkopen.

Meestal komt de Riepe thuis op een stapel te liggen, die later in de oud papierdoos eindigt. Dat is niet de bedoeling… Het uitgeven van de straatkrant is niet alleen een manier om dak- en thuislozen een zakcentje te laten verdienen.  Het is óók een manier om te vertellen over het leven van dak- en thuislozen: het geeft een kijkje in een situatie, in de achtergronden, in ‘dingen’ die dak- en thuislozen bezighouden en waarom. Dat tweede doel wordt niet bereikt wanneer ik het tijdschrift niet lees.

Wanneer ik trouwens naar de supermarkt ga en de verkoper staat voor de ingang, dan ga ik eerst boodschappen doen, zodat ik ook iets voor de verkoper mee kan nemen. Zo heeft een verkoper eens een chocoladeletter in de maag gesplitst gekregen van mij, vlak voor Sinterklaas. En een andere verkoper een pak koeken, vlak voor kerst. Misschien is dat een derde doel: gezien en opgemerkt worden op straat, en een vriendelijk woord of gebaar ontvangen. Dat doet iedereen goed.
Ik dwaal af.

Het januari 2011-nummer heb ik wél opengeslagen en was onder de indruk van het artikel ‘Trotse moeder mist kinderen’. Een aantal fragmenten.
Maria Lakatus is Roma en woont al sinds 2001 in Nederland. Samen met haar man liet ze haar dochter en zoon achter in Roemenië. Het was voor haar erg moeilijk om werk te vinden, ondanks het feit dat zij is opgeleid als dierenarts. Uiteindelijk vertrok Maria naar Nederland, waar zij werkt voor een betere toekomst voor haar kinderen. Ook in Nederland is het lastig voor Roma’s om werk te vinden. Eén van de weinige dingen die zij mogen doen, is straatkranten verkopen. “Ik heb een dochter, die bijna 19 is en een zoon van 15. Zij wonen samen in een appartement in Cluj, Roemenië. De woning is te klein voor ons hele gezin, maar erg belangrijk voor de kinderen. Al het geld dat ik en mijn man verdienen gaat rechtstreeks naar de huur van die woning.” Dochter Maria Tabita Rostas rondt op dit moment het laatste jaar van de middelbare school af. Het is de bedoeling dat ze volgend jaar aan haar bachelor European Studies begint. (…) Sinds Maria Lakatus en haar man in Nederland zijn, zien zij hun kinderen nauwelijks. (…) Maria Lakatus en haar man blijven hard werken in Nederland en proberen het beste voor hun kinderen te doen. “Elke moeder wil een goede toekomst voor haar kinderen. Daar vecht ik al jaren voor door hier de straatkrant te verkopen. Gelukkig delen wij ons huishouden hier met nog een aantal familieleden, waardoor het mogelijk is om al ons verdiende geld naar de kinderen te sturen. Mijn man en ik verkopen de krant in Assen. Daar staan we al een tijd en ik wil iedereen die deze krant van ons koopt dan ook hartelijk bedanken. Het is belangrijk voor ons dat mensen weten wat wij met de opbrengst doen.”

Nu zou iemand kunnen zeggen: “Ook fraai, komt hier om geld te verdienen en stuurt dat dan naar Roemenië. En verder leven van gesubsidieerde instellingen, de verzorgingsstaat Nederland!”
Dat zal ik nooit zeggen.

Ik lees over een vrouw die samen met haar man álles over heeft voor haar kinderen, zonder hun eigenwaarde te verliezen. Ze doen alles wat legaal is, om hun kinderen een betere toekomst te geven, dan hun eigen leven in het hier en nu. Ze brengen daarvoor grote offers: ze hebben hun kinderen in Roemenië achtergelaten (en hebben slechts  af en toe contact met ze via internet) en ze staan op straat de Riepe te verkopen. Dat is vaak geen lolletje.
Ik zie het gebeuren: Riepe-verkopers die volledig genegeerd worden. Er kan nog geen “goedendag” of “succes met de verkoop”  vanaf.

Ik ben bang dat te veel mensen niet weten waarom iemand de straatkrant verkoopt.
Ik ben bang dat te veel mensen denken dat het verdiende geld tóch alleen maar besteed wordt aan zaken waar zij het niet aan uit zouden willen uitgeven.
Ik ben bang dat te veel mensen denken dat dak- en thuislozen toch alleen maar door drank en drugs in deze situatie terecht zijn gekomen.

Juist die mensen zouden eens een aantal artikelen moeten lezen.
Maarja, dat zal niet gebeuren zolang ze deze moeder zomaar voorbij lopen…

vrijdag 28 januari 2011

033

Vanmiddag ben ik voor de laatste keer bij ‘het mannetje’ geweest. Uiteraard stop ik niet met het bezoekproject van het Rode Kruis. Ook is het niet zó slecht met het mannetje gesteld dat hij geen bezoek meer kan ontvangen. ‘Het mannetje’ is mij ook niet zat.
Nee, eigenlijk gaat het ten opzichte van vele anderen te goed met ‘het mannetje’.

‘Het mannetje’ is 74, woont in een aanleunwoning bij een bejaardenhuis en heeft de nodige lichamelijke beperkingen… maar:
- met rollator, scootmobiel en taxivergoeding is hij behoorlijk mobiel;
- hij drinkt iedere ochtend koffie met andere bewoners in de recreatiezaal van het bejaardenhuis;
- hij luncht iedere dag met anderen in de eetzaal van het bejaardenhuis;
- hij gaat iedere zondag met de taxi naar de kerk;
- hij is lid van het zangkoor van het bejaardenhuis;
- tot voor kort paste hij iedere woensdagavond op de kleinkinderen (ging ‘ie met de taxi naar toe);
- hij gaat ieder jaar met een groepsreis op vakantie en de volgende cruise naar Noorwegen is alweer geboekt;
- met de feestdagen kan hij terecht bij de kinderen;
- kleinkinderen komen regelmatig op de fiets langs wanneer ze bijvoorbeeld een tussenuur hebben;
- hij doet aan vrijwel alle activiteiten mee in het bejaardenhuis en activiteiten van het Rode Kruis, ANBO en de Zonnebloem.

Er zijn schrijnender ‘gevallen’ dan ‘het mannetje’. Helaas.
Nu is het wel zo, dat ‘het mannetje’ een somberder periode heeft gekend. Hij durfde toen niet meer op de scootmobiel de deur uit, dus vandaar dat ‘ie in het bestand van het bezoekproject terecht is gekomen. Toch mooi dat hij zich weer heeft ‘herpakt’ en even geholpen is bij het nemen van een figuurlijke drempel met de scootmobiel. 

Vorige week heb ik de coördinator van het bezoekproject gebeld en gezegd dat wanneer ze wil dat ik naar ‘het mannetje’ blijf gaan, ik dat met plezier blijf doen, maar… dat er waarschijnlijk mensen zijn die méér behoefte hebben aan bezoek van een Rode Kruis-vrijwilliger. Toen ik vertelde dat het best goed gaat met ‘het mannetje’ – hij neemt gewoon zelf heel veel initiatief en dat is belangrijk – en dat  hij zelfs soms wel eens afbelde omdat hij het té druk had, was ze blij dat ik belde met dit ‘signaal’. Er is een enorme wachtlijst met mensen die graag eens bezoek willen hebben, die  ontzettend eenzaam zijn, die ‘contactarm’ zijn etc. Het Rode Kruis kan mij ‘effectiever’ inzetten, dan op dit moment.

Het laatste bezoek hebben we gevuld met een flinke (wandel)tocht van bijna een uur, in de zon en gure wind. Terug in de aanleunwoning hebben we nog twee kopjes thee gedronken, en toen moest ‘ie weer weg: op de scootmobiel de stad in, naar de kapper!

Prachtig.

032

Vanochtend had ik een vrije ochtend. Dus toen zat ik zomaar met een bakkie onderuit in de stoel, met een zapper in de hand. Op Nederland 1 had Myrna Goossen allemaal gasten aan de koffietafel in Koffie Max. Ach, die goeie ‘ouwe’ Myrna. Waarom moest ze ooit Eigen huis en tuin verlaten?
Ik zapte even verder en plofte bij RTL4 in Koffietijd, met Quinty Trustfull en Loretta Schrijver.
Dat klinkt als twee identieke programma’s… en er zijn ook overeenkomsten: ’s ochtends op tv, een kok in de keuken, gasten aan tafel. Maar er zijn meer verschillen dan overeenkomsten. Het grootste verschil?
Myna praat met gasten.
Quinty en Loretta giebelen, geiten, lachen en kakelen met de gasten en het liefst met elkaar.

Dus de keus voor het ‘programma dat als behangetje mag dienen’ viel op Koffie Max.
Ook al gaat het om een totaal onbelangrijk item waarbij een keus gemaakt ’moest’ worden: wat is het toch fijn om te kunnen en mogen kiezen!

031

Ondanks dat ik eigenlijk geen tweets en blogs over werk wil schrijven, toch even zes zinnen over ‘iets’ op het werk gisteren. Want het was de ‘bron van een gedachte’.

Gisteren was ik met de burgemeester mee naar een lagere school in de gemeente. Groep 7 had van de meester de opdracht gekregen om in tweetallen iemand te interviewen. De turnlerares, de eigenaar van de ijssalon, de molenaar: vele Havelters waren al aan een vragenvuur onderworpen geweest. Twee leerlingen wilden graag de burgemeester interviewen en hem een rondleiding geven door de school. Het interview vond plaats voor de hele groep. Binnenkort brengen de leerlingen een tegenbezoek.

Toen ik op de lagere school zat, ben ik ook eens met de klas (ik ben van vóór het groepen-tijdperk) naar het gemeentehuis van Het Bildt geweest. Bijzonder spannend was het bezoek aan de burgemeester, die gewoon aan zijn bureau zat! A. had een vraag: “Waarom mogen we niet spelen bij de watertoren?” De burgemeester kon niet beloven, dat het voortaan wel zou mogen. Jammer.
Daarna namen we plaats in de raadszaal waar een heuse huwelijksvoltrekking werd nagespeeld. Welke twee klasgenoten zogenaamd met elkaar trouwden weet ik niet meer; wel dat het veel gegiebel opleverde. Ik was een van de getuigen… dus ik had vooraf héél veel geoefend op een mooie handtekening.

Een hele eer: getuige!

Ik had er alleen even niet op gerekend, dat het zó officieel ging, dat ik niet bij mijn roepnaam genoemd zou worden, maar bij mijn ‘echte naam’. En die vond ik toen al niet erg mooi. De klas moest lachen nadat mijn ‘echte naam’ werd genoemd. Vreselijk. Jaren later toen ik het VWO-diploma in ontvangst nam, vond ik het nog steeds verschrikkelijk. Die eerste keer dat mijn echte naam werd omgeroepen heeft geloof ik blijvende schade toegebracht…
Zoveel, dat ik op de middag voorafgaand aan de avond waarop ik mijn propedeuse-papiertje zou krijgen, naar de Hogeschool fietste om bij de opleidingscoördinator te smeken, mijn roepnaam te zeggen. Ze beloofde dat het helemaal goed zou komen!
 ’s Avonds lazen de docenten korte omschrijvingen voor. Wie zich in een omschrijving herkende mocht naar voren komen en kreeg zijn of haar P in handen.

Er werd geen naam genoemd!

donderdag 27 januari 2011

030

Wat is een klassieker? Van Dale zegt: lied, boek enz. dat altijd populair blijft; evergreen.

Wat is populair? Van Dale zegt: bij veel mensen geliefd:  ~e muziek.

Wat is veel? Van Dale zegt: een groot aantal: ~, vele mensen

Nu kan ik weer de vraag stellen, wat een groot aantal is, maar dat is weinig zinvol. Het is gewoon best lastig om te omschrijven én met zekerheid te zeggen, wat wel en wat niet een klassieker is. 

Afgelopen weekend hebben we de tentoonstelling Reclame klassiekers bezocht in de Beurs van Berlage. Centraal in de tentoonstelling staan de 150 belangrijkste Reclame klassiekers uit de Nederlandse geschiedenis. De campagnes die onderdeel zijn geworden van het Nederlands erfgoed. Campagnes die bij vrijwel iedereen herinneringen oproepen en gevoelens losmaken.

Het leuke is, dat niet voorgeschreven wordt, wélke gevoelens er losgemaakt worden.
Ronduit misselijk werd ik bij het zien van een commercial waarbij een jongen een glas leegdrinkt met daarin een goor goedje waar een kunstgebit in drijft. De enige commercial waarbij ik en plein publique, per ongeluk, een kreet van walging uitstootte. Maarja, de commercial is wel een beetje mislukt… want ik heb geen idee om welk product het ging bij de weddenschap ‘glas leegdrinken met kunstgebit ’…
Onaantrekkelijk en eigenlijk nogal onsmakelijk vond ik de reclame waarbij een baby de borst krijgt. Wanneer de baby begint te huilen neemt de moeder een Droste pastille en de baby zuigt weer zoetjes verder. Het waren niet de baby, het zogen en de chocola. Het waren de close-ups van de enorme tepel. Ik had er niks mee, maar de commercial is me van begin tot eind bijgebleven.
Vertederend zijn en blijven de Calvé pindakaas-reclames waarin kinderen schaatser, zwemmer of topscorer willen worden. Voor mij blijft toch wel dé pindakaasreclame Petje Pitamientje.

Klassiekers…

De afgelopen dagen heb ik mijzelf regelmatig de vraag gesteld: wat is mijn persoonlijke reclame klassieker? Welke commercial is bij mij top of mind, wanneer iemand commandeert: “Noem een commercial. Ja, nú!”
Dan krijg ik gewoon géén beelden voor ogen. Er schiet mij geen andere, nieuwe commercial in gedachten dan een van de 150 die ik het afgelopen weekend heb gezien. Ik voel alleen maar verwarring en raak zelfs een beetje in paniek. Ik wil beelden zien, maar krijg een black out!
Dus die vraag stel ik mijzelf niet meer.

De kans dat iemand ooit zal zeggen “Noem een commercial. Ja, nú!” acht ik daarnaast uiterst klein.

Hoe dan ook, de tentoonstelling is een feest van herkenning en een echte aanrader.
Tip: bestel en print van te voren de toegangskaarten. Scheelt wachten in een lange rij.

Hmm, rij, rijden… commercial… “Sorry, zon”
Neah.  

woensdag 26 januari 2011

029

Lieve S,
Dat was flink schrikken toen ik jouw retour-sms las. Ik had in mijn sms, naast de felicitaties, heel bewust jou en jouw dierbaren nog vele gezonde jaren toegewenst. Ik hoor gewoon té vaak dat een leeftijdgenoot van ons geconfronteerd wordt met een heel nare ziekte. Ik was er niet op voorbereid dat je je verjaardag niet had gevierd, juist vanwege een gezondheidsreden.  

Ik moest ook wel weer lachen, om je heerlijke cynisme: “ben nu rechts wel mijn rimpels kwijt.” Betekent dit dat je nu een 1 op je voorhoofd hebt? Ik weet bijna 100% zeker dat het jouw dochter was, die zei “Je hebt een 11 op je voorhoofd!”  wanneer je zat na te denken en twee denkrimpels tussen je wenkbrauwen had. Alle gekheid op een stokje: een half-verlamd gezicht waarvan niet 100% zeker is, dat het weer goed komt, is absoluut geen grap. Zoals ik al smste: ik ga écht heel hard duimen dat het tóch weer helemaal goed komt. Dat je straks iedere teruggekomen rimpel op je gezicht met gejuich ontvangt!

We zien en spreken elkaar zeer sporadisch, maar voor ons geldt écht, dat het om de kwaliteit gaat. Toen ik je eergisteren smste voor de verjaardag herinnerde ik me jouw eerste verjaardag als eenzame student in een studentenhuis. Je was min of meer je eigen verjaardag vergeten, tot de postbode mijn verjaardagskaart bij jouw bezorgde.
Het was altijd een feest om na iedere tentamenweek naar jou af te reizen in te trein: om bij te komen, de zinnen te verzetten en samen wat te drinken in de Kater en de Kikker én… om de gang, de keuken, het toilet en de douche in jouw studentenhuis helemaal roze te schilderen.

De eerste keren dat ik naar jou afreisde moest ik een treinkaartje kopen, tot de komst van de OV-studentenkaart. Wat een vrijheid!
“Waar zullen we eens naartoe? Utrecht!” En zo zaten we zomaar een avond bier te drinken in 'De witte ballons'. De terugreis was bizar. De trein had enorme vertraging. In Amersfoort stapte iemand in de trein, die juichend riep: “De Golfoorlog is uitgebroken!”
Het was in een keer stil in de coupé, vanwege de misplaatste vreugde van de jongen en het vreselijke nieuws. En daarna ging iedereen met elkaar praten. Want de hele reis vanaf Utrecht was iedereen zich absoluut bewust van de oorlogsdreiging, maar niemand wist hoe het ermee stond. Er waren nog geen mobiele telefoons en geen draadloos internet…
 ’s Ochtends héél vroeg kwamen we eindelijk in jouw studentenhuis aan en keken we nog lang naar de beelden van de Golfoorlog. De ‘eerste’ Golfoorlog, maar dat wisten we toen nog niet.

Een paar jaar geleden hebben we het nog eens over gedaan. We reisden beide af, in de trein naar Utrecht. En het was wéér een gezellige avond in ‘De witte ballons’. Het bier was wel ingewisseld voor wijn.

Kwaliteit is, wanneer een vriendin 171 kilometer rijdt om in de rij te gaan staan om mij en mijn zussen te kunnen condoleren vanwege het overlijden van hait. 171 Kilometer voor een gesprekje van nog geen drie minuten. En je vond dat niet erg, want je moest erbij zijn, omdat het gezin dat je op je derde had leren kennen, niet meer bestond. Een gouden, poëtisch moment op een zwarte dag.

Wat heb ik een zin om je te spreken, maar bellen is denk ik geen optie omdat je juist nu moeite hebt met dat spreken. Vandaar dat ik maar in de pen ben geklommen.

Maar straks, wanneer je weer helemaal beter bent, spreken we weer af in ‘De witte ballons’ in Utrecht, oké? Begin ik dan met een rode port.

~F~

dinsdag 25 januari 2011

028

Even dacht ik een nieuw kunstwerk van Tinkebell te zien.
In die zin ontbreekt een aantal woorden: een nieuw banaal, absurd, belachelijk, overbodig, verschrikkelijk, weerzinwekkend, walgelijk kunstwerk. Onlangs was ze wéér in opspraak deze ‘kunstenares’. Er zal vast een enorm diepzinnige gedachtegang zitten achter de werken ‘handtasje gemaakt van zelfgedode kat’, ‘uit elkaar getrokken, zelfgedood hondje’ en ‘hamsters uren laten rondrennen in een plastic bal’. Tinkebell legde zaterdag in het programma ‘In de schaduw van het nieuws’ iets uit over die achtergrond van haar ‘kunstwerk’ 95 hamsters laten zitten/rondrennen in een plastic hamsterbal: “Ik wilde graag het houden van de hamster als een huisdier, vaak worden hamsters gekocht door de ouders voor hun kinderen om te leren hoe je met een dier omgaat, ter discussie stellen en dan meer specifiek het stoppen van de hamster in de hamsterbal als vermaak voor het dier op een manier die handig is voor het baasje. Namelijk je hebt er geen last van, wat in de bal zit kan niets kapot maken en je hebt er geen omkijken naar, het ziet er eigenlijk wel grappig uit.”
En dan nog een bla-bla-verhaal over dat ze nu heeft aangetoond dat het ontbreekt aan wetten die de hamster beschermen. Yeah right.
Het moge duidelijk zijn: ik noem deze uitingen geen kunst. Er zijn andere manieren om dierenleed en  dierenmishandeling onder de aandacht te brengen, zonder provocatie.

Maar vanochtend dacht ik dus heel even “Tinkebell” toen ik de oprit van de Wâldwei opreed. Het was 07.20 uur en dus nog donker. De koplampen van de auto deden twee kattenogen op het asfalt felgroen oplichten. Het waren helaas geen kattenogen van glas, aangebracht door de wegbeheerder, voor de veiligheid van de weggebruiker. Het waren échte kattenogen van een aangereden, zwarte kat.
Het was erger dan zielig.
Het was angstaanjagend.

maandag 24 januari 2011

027

Hoe vaak het exact plaatsvond, weet ik niet meer. Om de zes of acht weken vermoed ik: de oud papieractie van Aurora. Het was niet de godin van de dageraad die het oud papier in het dorp ophaalde, maar het waren de leden van het fanfarekorps Aurora. Vier van de vijf gezinsleden zaten bij de fanfare – niet allemaal tegelijk, maximaal drie tegelijk – op de Es-bas, bügel en alt-saxofoon. Ik speelde bugel tot ik ging puberen en de fanfare écht niet cool meer vond!

Er zijn geluiden dat er geen vrijwilligers meer te krijgen zijn voor klussen als het ophalen van het oud papier voor een school of vereniging. Aurora had daar in de jaren ’80 volgens mij helemaal geen last van. Denk dat we elkaar zelfs wel eens voor de voeten liepen;  waren er teveel sjouwers, tillers en ‘stapelaars’. De oud papieractie was altijd leuk en gezellig (in mijn herinnering).
Waar de fanfare wel last van had – toen al – was vergrijzing en ontgroening.

In 1993 was er het driejaarlijkse feest in het dorp: een feesttent, een stratentoernooi (volleybal of tienkamp vermoed ik), versierde straten én een optocht. Hét moment om de fanfare op een leuke manier onder de aandacht te brengen. Althans, dat waren hait (vader voor niet Bildtstaligen) en ik blijkbaar van mening, getuige een voorstel aan het fanfarebestuur voor de vergadering van 24 april 1993.

Het voorstel kwam onlangs boven water toen een oud-bestuurslid paperassen van de fanfare opruimde. Hij bracht het papier bij zus, en zo kreeg ik het weer in handen.
Op de A4 staat het volgende promotieplan (voorstel) in tekst en beeld:
-  vier mensen nodig: een op de trekker, een op de aanhangwagen en twee naast de wagen;
- op de wagen staat een aantal dozen oud papier gestapeld;
- langs de route van de optocht staan dozen oud papier op straat  àdie worden dus tijdens de optocht op de wagen geladen;
- de trekker is versierd met slingers en bloemen;
- voorop de trekker een grote G-sleutel of een oude hoorn (bijv. tuba);
- borden met teksten op de zij- en achterkant van de aanhangwagen;
- op een van de tekstborden (vertaald): Aurora, vooral bekend van het oud papier, zorgt ook dit dorpsfeest weer voor jullie vertier.
(Er is geen dichter aan hait en mij verloren gegaan)

Misschien vind ik nog wel het allermooiste op de A4 de ‘ondertekening’:
© 23 april 1993
Eerste idee: Jaap v/d Zee
Uitwerking en ontwerp: Forina van der Zee

Het plan is dus wel degelijk aan het bestuur van de fanfare aangeboden. Of het ooit serieus besproken is in een vergadering weet ik niet. Het plan is ieder geval nooit uitgevoerd.

Fanfarekorps Aurora bestaat al een aantal jaren niet meer bij gebrek aan leden.

vrijdag 21 januari 2011

026

De planten in de enorme pot voor de ingang, zagen er troosteloos uit. De sneeuw, kou en (nacht)vorst had hen niet goed gedaan. Misschien horen ze er altijd in de winter zo uit te zien… lopen ze in het voorjaar helemaal uit en staan ze zomaar weer in volle bloei. Geen idee; ik heb niet zoveel verstand van flora.

Het was alweer even geleden dat ik samen met het mannetje (zie blog 010) naar de Intratuin was geweest. De laatste keer stonden er nog vele (kunst)kerstbomen te koop, en bakken vol met kerstballen in alle kleuren van de regenboog. Zoveel variatie dat ik niet de trend van kerst 2010 kon ontdekken. Misschien was de trend wel dat alles ‘mocht’: gewoon doen wat een ieder zelf het mooist, leukst en gezelligst vindt. Ben ik vóór. Het feit dat er kerstbomen en kerstversiering bij de Intratuin stond uitgestald, wil niet meteen zeggen dat we half december voor het laatst in het tuincentrum zijn geweest: volgens mij worden de schappen in de Intratuin na de herfstvakantie al volgestouwd met ballen, bellen, slingers, oase en hulsttakjes.  

Vanmiddag werden de laatste kerststukjes uit elkaar getrokken (vond ik nog rijkelijk laat); delen werden in een winkelwagentje gelegd om in een magazijn te bewaren en delen eindigden in een grote container. Vele vierkante meters vloeroppervlak en schapruimte waren leeg. Aan het plafond hingen al borden waarop stond aangegeven, wat er binnenkort wordt uitgestald: tuinmeubelen, barbecues en vuurkorven.

Het mannetje en ik waren de enige twee klanten in de ‘coffeecorner’. In de koeling stonden nog drie gebakjes: een paars bosvruchtenkwarkgebakje, een geel citroenkwarkgebakje en een appelgebakje. De bovenkant van het citroenkwarkgebakje leek een beetje uitgedroogd en de toef slagroom was geschrompeld.
“Zonder kerstbomen ziet het er maar triest uit”, zei het mannetje.
Ik was het volledig met hem eens.

Thuis knipten we van de zorgvuldig gekweekte lange, rechte stelen van de gerbera’s, minstens de helft af! Een andere vaas was waarschijnlijk respectvoller geweest. De drie paarse, drie rode, drie oranje en drie witte bloemen vormden nu wel een vrolijk geheel!

025

In mijn leven heb ik al héél veel dingen weggegooid, en daar heb ik geen spijt van. Het leven is niet anders, slechter of beter wanneer ik allerlei briefjes, lagere schoolschriftjes, kleutertekeningen, knip- en plakwerkjes, agenda’s, foto’s en prullaria bewaar.
Dat is wel eens anders geweest: mijn kleutertekeningen hebben bijvoorbeeld tot 2006 bij mijn ouders op zolder gelegen in een ordner. Na dik 20 jaar op zolder, had ik even het idee, de bewaarde spullen te sorteren. Maar toen kon ik de tekeningen, schriftjes en knutselwerkjes nog niet in de container gooien. Een kleine tien jaar later dacht en voelde ik daar anders over: ik was bijna tien jaar niet meer op die zolder geweest, dus wat deed ik nou helemaal met die oude spullen? Helemaal niets! En ik besefte: hier liggen nu de tekeningen van de kleuterschool, maar die van het voortgezet onderwijs zijn niet bewaard gebleven. En mis ik die tekeningen? Nee, absoluut niet. Nooit het ongelukkige gevoel gehad, dat mijn leven niet compleet was nu ik de schriften en tekeningen van VWO3 niet meer had.
Ik maak vaak de vergelijking met foto’s: wanneer een foto of fotoboek kwijtraakt is dat voor velen een drama… maar ontelbaar veel momenten zijn überhaupt niet vastgelegd op foto. Waarom wordt dat dan niet als een – veel groter – drama ervaren?   

Met andere woorden: wanneer iets bewaard is gebleven is het ineens héél belangrijk en mag het niet weg, want dan is het zo’n ‘dierbare herinnering’. De bewaarder doet dan wel niks met die oude spullen, maar dat telt niet mee. Wanneer daarentegen iets nooit bewaard is gebleven, wordt het niet gemist en is het allang vergeten. Toen ik besefte dat mijn leven of geluksgevoel niet beïnvloed werd door bewaarde spullen van vroeger, gooide ik alsnog alle tekeningen en lagere schoolschriftjes bij het oud papier.

Dat neemt niet weg, dat het best leuk is, om onverwacht nog iets uit het verleden onder ogen te krijgen. In een latere blog meer over een dergelijke verrassing.

donderdag 20 januari 2011

024

In het dorp waar ik geboren ben en zo’n twintig jaar ben opgegroeid – ik ben nog steeds aan het opgroeien, maar dat vindt nu plaats in Leeuwarden – was een echte visboer. Deze had geen viswinkel maar een aantal visauto’s, waarin de vis ter plaatse werd gebakken en in vetvrij papier werd meegegeven. Voor de auto een gebakken vis eten vanuit het witte papier, kon natuurlijk ook.
Op zaterdagmiddag stond de visauto (ik vind viskar mooier klinken, maar het was helaas geen kar)  ‘op de hoek’ voor de kerk (die niet meer in gebruik was als kerk maar als cultureel centrum). Héél soms nam hait gebakken vis mee van de repetitie van het fanfarekorps Aurora (waar ik een dezer dagen nog over zal schrijven) en aten we bij het avondeten (brood) een gebakken schelvis. Op z’n Bildts: ’n skelfissy. Hoewel ik me zo kan voorstellen dat heel veel kinderen een hekel hebben aan graten, vond ik het ‘pulken’ van de laatste resten vis van de graat juist heel erg lekker.

Zeker 25 jaar had ik geen gebakken schelvis meer gehad, maar vanavond stond het op de menukaart van een hippe eettent, met vadouvancrème en saus van flespompoen. Voor wie ook met zijn of haar oren klappert bij het woord vadouvan: dit is een Indische mengeling van gemalen kruiden en specerijen bestaande uit onder andere mosterdzaad, kurkuma, komijnzaad , peper, kari, look en fenugrec (lang leve internet waar echt álles op te vinden is).

Het was absoluut een lekker gerecht, een fijne filet… maar deze schelvis kon toch écht niet op tegen de ‘gewone’ skelfis, gebakken in een enorme bak vet, zonder sausjes en kruiden en verpakt in vetvrij papier. En gegeten met de handen!
Vanavond gewoon met vork en vismesje gegeven, maar dat zal niet gezorgd hebben voor het verschil in smaak(sensatie).

Misschien zaterdagmiddag maar even in de auto terug in de tijd.

woensdag 19 januari 2011

023

Deze blog bestaat uit drie delen, en deel 1 is: blog 015 teruglezen.

Deel 2:
Een aantal jaren geleden kwam ik overenthousiast en vol inspiratie terug van een meerdaagse cursus prozaschrijven. De eerste de beste bekende die ik de volgende dag tegenkwam, vertelde ik met dat enorme enthousiasme over de afgelopen dagen. Haar reactie was: “Maar met schrijven kun je toch helemaal geen geld verdienen?”
Ik was perplex en ik was meteen helemaal ‘klaar’ met haar; ze snapte er niets van.
Ik schrijf omdat ik dat wil en omdat ik dat ‘moet’: de verhaaltjes moeten op papier, anders wordt mijn hoofd zo vol. Het schrijven van mij staat helemaal los van geld verdienen. Ik had nog nooit het schrijven in verband gebracht met betaald werk, vandaar dat ik eerst even met mijn mond vol tanden stond na die opmerking. Hoe kon het toch dat deze persoon die link wel legde?
Nadat ik het had uitgelegd, snapte ze het nog steeds niet, en bleef ze doorvragen over een verband dat er niet was (en is), dus toen heb ik het maar opgegeven.

De 365 blogs die ik dit jaar zal schrijven, schrijf ik dus niet voor geld.
Met bloggen is overigens wel geld te verdienen, door advertenties op de webpagina toe te laten en/of sluikreclame in de blogs te verwerken. In juli 2010 raakte Marco Borsato met dat laatste ‘in opspraak’: hij twitterde zó enthousiast over Nespresso-koffie dat een columnist het vermoeden kreeg, dat Marco betaald werd voor de tweets, door het koffiemerk…
Dat geloof ik wel. Misschien niet in dit specifieke geval, maar ik kijk er niet raar van op wanneer het gebeurt. Zoals celebrities over de rode loper schrijden met een gesponsorde jurk, schoenen en accessoires.   

Voor alle duidelijkheid: in deel 3 maak ik géén reclame voor bepaalde cd’s en boeken!

Deel 3:
In 1996 gingen bij mij de remmen los, de sluizen open en was het hek van de dam.
Ik liep iedere werkdag van 08.30 tot 16.30 uur stage, daarna fietste ik naar mem in het ziekenhuis en vervolgens fietste ik door naar mijn schoonmaakbijbaantje. Om 19.30 uur was ik klaar met poetsen, fietste ik naar mijn studentenkamer om wat eten te koken en stortte daarna ‘in’ voor de televisie.
Op een avond – het zal een woensdag geweest zijn – was er een zielige film op televisie en moest ik enorm huilen. En dat was eigenlijk héél erg lekker.
Sindsdien ben ik behoorlijk snel tot tranen toe geroerd. Echt letterlijk.

Dikwijls wordt in de auto het zicht op de weg ineens minder: komt Alessandro Safina of Alain Clark uit de radiospeakers.
Loop ik te janken met oordopjes in de oren? Dan is mijn MP3-speler bij een bepaald deel van het requiem van Wolfgang Amadeus Mozart aangekomen.
Gelukkig bleef het nog even donker in de bioscoopzaal tijdens de aftiteling van de film ‘de Fûke’, want de laatste scène hakte er in.
En onlangs zat ik nog te snotteren boven het verhaal ‘Minuut’ van Tommy Wieringa en het een na laatste hoofdstuk van ‘Perenbomen bloeien wit’ van Gerbrand Bakker.
Dat een na laatste hoofdstuk is notabene geschreven… vanuit het perspectief van een hond!
Dus dan mag je spreken van: remmen los, sluizen open en hek van de dam.
    

dinsdag 18 januari 2011

022

Is het ‘zomaar’ alweer twee jaar geleden, dat ik stopte met roken. De laatste sigaret rookte ik op donderdag 15 januari 2009 in Schoppernau. Dus 16 januari 2009 is de stopdag. Uiteraard wil ik stoppers die na jaren nog steeds dromen over een sigaret, na iedere maaltijd snakken naar roken en nog altijd de geur van shag en rook kunnen waarderen, niet iets inwrijven, maar…
Het stoppen was eigenlijk helemaal niet zo moeilijk en ik heb de afgelopen twee jaar niet echt moeite hoeven doen om het vol te houden.
Toch, ook na twee jaar zeg ik nog steeds niet, dat ik nooit meer een sigaret zal roken of dat ik niet eens zal zwichten. Ben eerder anderhalf jaar rookvrij geweest, totdat hait overleed en dat was het begin van hét moment van zwakte van ongeveer twee en een half jaar. Dus wanneer er nu iets dramatisch gebeurt met bijvoorbeeld mijn lief, zussies of schoonmoeder, zou ik zomaar weer naar de kleine sigaretten-, sigaren-, aansteker-, staatsloten-, en krantenwinkel kunnen lopen voor een pakje Marlboro Light.

Dat is trouwens óók bijna een reden om weer te beginnen: het piepkleine eenmanszaakje (dat is niet kleinerend bedoeld, maar het is nog geen twee vierkante meter groot), hier om de hoek. Hoe de beste man kan leven van het winkeltje is mij een groot raadsel: wat verdient een ‘sigarenboer’ nu helemaal op een pakje rookwaren? Dat kan toch niet meer dan een paar centen zijn? Maar het winkeltje is er echt al jaren, getuige ook een artikel in Liwwadders. Een fragment:

Meneer Kuindersma, al 31 jaar werkzaam in Sigarenmagazijn Klaas Kuindersma aan de Vijzelstraat 2 in Leeuwarden, reageert enthousiast: “Wat geweldig dat er een grote prijs is gevallen op een bij ons gekocht lot!” De sigarenwinkel is al meer dan honderd jaar een begrip in Leeuwarden en wordt momenteel draaiende gehouden door Klaas Kuindersma en zijn vrouw. In de lange tijd dat hij er werkt, heeft meneer Kuindersma al vele winnaars mogen verwelkomen. Hij zegt hierover: “De grootste prijs die ooit is gevallen op een lot dat hier is verkocht was destijds nog 500.000 gulden. Daarnaast zijn er ook regelmatig prijzen gevallen van tienduizenden guldens.” De eigenaar speelt zelf ook mee met de Staatsloterij, samen met zijn biljartclub. Mocht hij bij de volgende trekking een mooi bedrag winnen dan zou hij een wereldreis maken. Ook denkt hij al stiekem na over een vervroegd pensioen, al zou hij zijn sigarenwinkel voor geen goud willen missen.

Nu ik niet meer vier Marlboro Light per week bij hem haal, probeer ik in ieder geval wekelijks mijn zaterdagskrantje bij hem te kopen. En dat lukt nog iedere keer, want hij is nog altijd niet op wereldreis of met vervroegd pensioen.

Ach gut, wat een treurige wending.

maandag 17 januari 2011

021

Zondag 16 januari - bijna 5 miljoen kijkers voor Boer zoekt vrouw.
Ik was er een van. Durf ik best voor uit te komen.
Het is gewoon smullen van een soort bouquetreeks op tv. Alhoewel… 95% van de tijd zit ik met kromme tenen te kijken, dus misschien is het meer een bevrediging van een bepaalde behoefte aan ergeren. De overige vijf procent is zwijmelen, kijken naar de verschillen tussen mensen en als derde: vragen verzamelen.

Zo vind ik het leuk om te zien wat voor bende boer Gijsbert in en om de boerderij heeft. Binnen is geen muur op fatsoenlijke wijze behangen of gestukt en op het erf staat écht heel veel zooi. Boer Richard daarentegen heeft geen boerderij maar een business, waar alles netjes, schoon, opgeruimd en gelikt is. Gisteren werd op beide bedrijven, van een koe de hoeven bekapt. Boer Gijsbert deed dat zelf handmatig met een bekapmes (heet dat zo?). Boer Richard had een soort koeienpedicure in dienst genomen met – het leek wel – een slijptol (in het noorderlands: flex).

Een aantal verzamelde vragen gisteravond:
- wat zien vrouwen in boer Marcel?
- is boer Frank altijd zo onaardig of komt dat door het monteren van alleen fragmenten waarin hij kortaf en bits is?
- snapt Sonja nu werkelijk waarom ze naar huis gestuurd is?
- gaat het beter met de verlegen Yvonne, wanneer er geen camera’s op het arme kind staan? (alhoewel: ze heeft zelf een brief geschreven, dus zo zielig is ze nu ook weer niet…)

Maar de meest belangrijke vragen naar aanleiding van gisteren:
- welke groene plantjes ploegde boer Marcel om? (niet onderploegen maar omverploegen)
- waarom een gewas zaaien, wanneer het niet geoogst hoeft te worden?
- blijft dat uit de grond getrokken groen nu gewoon op het land liggen?

Volgens zus zouden het wel eens ‘zuurstofplantjes’ kunnen zijn geweest: plantjes die niet gezaaid worden om later op te eten (door mens en/of dier) maar om de grond te verbeteren…

Wat was het nu aardig geweest, dat dit soort ‘dingen’ ook eens werden uitgelegd in een uitzending.

Is er een agrariër of een akkerbouwdeskundige die mij kan vertellen om watvoor groene plantjes het ging én waarom ze ‘om’ moesten?

zondag 16 januari 2011

020

Van sommige ‘nieuwe dingen in mijn leven’ weet ik nog precies waar en hoe ik ermee in aanraking kwam.

Zelfgemaakte nasi at ik voor de allereerste keer bij tante. Zij was weliswaar twaalf jaar ouder dan mijn ouders, maar wat betreft eten koken een stuk hipper dan mijn hait en mem. Thuis (z)aten we toen nog in de fase aardappel-vlees-groente, boekweitgrutten (potstro) en karnemelksepap (sûpenbrij). Dat laatste iedere dag als toetje, tot de yoghurt met roosvicee zijn intrede deed. Ik heb nooit meer sûpenbrij gehad, en ik hoop het ook nooit meer te hoeven eten. Ik denk dat ik zelfs de geur van sûpenbrij niet meer aankan.

De kiwi zag en at ik voor het eerst op de trouwerij van de tante van mijn vriendin Saskia. Niemand die toen wist dat het schijfje groen met gele stip in het midden, ‘kiwi’ heette.

De eerste keer naar de Chinees was super-spannend. Ik kon immers niet Chinees spreken – dat kan ik nog steeds niet – dus hoe zou ik dan mijn eten moeten bestellen? En stel je toch eens voor dat de ober of serveerster mij ineens iets in het Chinees zou vragen? Wat een spannend uitje voor een onzeker klein meisje, naar Kota Radja aan het Schavernek in Leeuwarden. Maar het kwam allemaal goed.

De allereerste keer dat ik het woord ‘bowlen’ hoorde, was op het moment mijn oom en tante ‘zoveel’ jaar getrouwd waren. Ze vierden het jubileum met hun kinderen, kleinkinderen én het gezin van het jongere broertje (hait dus) op de bowlingbaan in Heerenveen.

Omdat wij geen auto meer hadden (de laatste auto bleef tot het een soort ‘wrak op de weg ’ was geworden en daarna was er geen geld om een andere te kopen), moesten we met bus en trein naar Heerenveen. Het was denk ik niet alleen de eerste keer bowlen, het was denk ik ook de eerste keer  dat we als gezin met bus en trein moesten reizen. Er is namelijk een foto gemaakt onderweg: drie meiden naast elkaar op een bankje in de trein.
Op de foto staat de trein nog stil op station Leeuwarden… en dat was maar goed ook, want hait en mem kwamen er net op tijd achter dat we in de verkeerde zaten. Dus ik heb in een van de vele fotoalbums, een verkleurde foto van drie zusjes in een trein, waar ze vervolgens helemaal niet mee gereisd hebben. Dat verhaal vertelt de foto er niet bij, maar dat zit dan wel weer in mijn memory (zie blog 001).

Vanmiddag heb ik samen met zussen, zwagers en neefjes gebowld. Mijn lief werd uiteraard ook verwacht  – voordat iemand denkt dat hij werd buitengesloten – maar hij was verhinderd.
Onder de zes volwassenen – ik tel mijn lief nu weer gewoon mee, omdat hij niet wordt buitengesloten – ‘bevinden’ zich vijf auto’s.
We gingen bowlen omdat we het leuk vonden en vinden, iets gezelligs met elkaar te doen (op initiatief van zussie, ere wie ere toekomt)!

En ik besefte mij, dat er nu ook nog heel veel gezinnen zijn die – zoals wij vroeger – van de bijstand moeten rondkomen. En dat kan en kon eigenlijk niet. Niks niet even op zondag in de auto naar de bowlingbaan ‘voor de leuk’.

De eerste keer met de trein, omdat een auto te duur was geworden, kan ik mij ook nog herinneren als de dag van gisteren… Gelukkig staan er heel veel andere, mooie, vrolijke, positieve eerste keren tegenover, zoals de nasi, de kiwi en Kota Radja.
Soortgelijke leuke herinneringen – groot en klein – wens ik iedereen toe!

019

Eindelijk weer een zonnestraal in Leeuwarden op een vrije dag, en eindelijk geen waterkoud weer. Dus jas aan, sjaal om, fototoestel in de jaszak – voor het geval dat, maar niets op de kiek gezet – en lopen maar. In de buurt van de Ibisstraat dacht ik: “Zou ze thuis zijn?”
‘Ze’ is een oud-mede-bestuurslid waarmee ik zeker acht keer heen-en-weer gesmst heb in de afgelopen zes maanden om een datum te kunnen vinden voor een bakkie. Tussen de smsjes zaten dus ook zo weer een paar weken. Zo gaan die dingen.

Nadat ik had aangebeld, hoorde ik meteen gerommel achter de voordeur. Een goed teken.
 “Je bent thuis!”…. “Maar je moet ook vast en zeker zo weg!”
Dat laatste had ik goed geraden. Maar ze vond het ontzettend leuk dat ik op de stoep stond.
Dus we hebben in circa 10 minuten een bak koffie achterover geslagen, de belangrijkste informatie uitgewisseld, en toen moest ik weer opstappen. De jas heb ik zowaar even uit gehad, maar hield ik op schoot, want ik wist immers dat het een vliegensvlug bezoek zou worden.

Het was maar kort, maar wat was het leuk!
Kwaliteit boven kwantiteit. Hoewel ik er wel naar uitzie, dat we die ene datum kunnen vinden om uitgebreid uit eten te gaan en te bomen over van alles en nog wat. Want waarom zouden kwaliteit en kwantiteit niet kunnen samengaan?

zaterdag 15 januari 2011

018

Nieuwe ontwikkelingen en uitvindingen zorgen voor nieuwe woorden in een taal. Soms zijn dat woorden die rechtstreeks vanuit een andere taal worden overgenomen óf zijn het letterlijke vertalingen. Dat zijn dan vaak niet meteen de mooiste woorden.
Waar ik écht heel blij van werd, was een nieuwsbericht op de website van Omrop Fryslân over het mooiste, nieuwe Friese woord, en dan wel een vertaling van een nieuw Nederlands woord.

Het winnende woord: hipperhapke.
Dat is sinds kort Fries voor: insectensnack.

Terwijl ik het nieuwsberichtje voorlas aan mijn lief, kwam er een  zeer essentiële vraag in mij op: “Wat is een insectensnack? Ik ken het woord niet eens in het Nederlands…” Hij antwoordde meteen met: “Bijvoorbeeld een gefrituurde sprinkhaan.”  Toen voelde ik mij érg blond…

Naast de gefrituurde sprinkhaan zijn er bijvoorbeeld recepten voor: quiche met meelwormen, krekeltaart, pasta met meelwormen, gebakken sprinkhaan, pikante meelwormen, chocoladekrekels en gefrituurde reuze zijderups pop. Dat zijn niet allemaal insectensnacks, maar ook complete maaltijden.

Nu is even de vraag: ga ik aan de sprinkhanen, krekels, rupsen en meelwormen?
Ik eet namelijk geen vlees, wel vis. En de reden dat ik geen vlees eet is heel simpel: vinnik zielig. De aaibaarheidsfactor van de vis is dermate laag, dat ik die wel kan eten.

Aardig weetje:
Het begrip aaibaarheidsfactor is bedacht door Rudy Kousbroek voor de mate waarin dieren aardig gevonden worden door mensen. Voor Kousbroek is de aaibaarheidsfactor het belangrijkste criterium voor zijn persoonlijke indeling van het dierenrijk. In zijn visie heeft de kat van alle dieren de hoogste aaibaarheidsfactor. Die van vissen is bijna nul, niet in de laatste plaats door het milieu waarin ze leven, wat het aaien letterlijk ingewikkeld maakt. Helemaal onderaan de lijst komen oesters, kwallen, piranha's en sidderalen. (Bron: Wikipedia)
Dat aaien van vissen kan overigens wel in het Dolfinarium. Daar is een bassin met roggen die héél graag geaaid willen worden. Maar dan nog: voor mij is de aaibaarheidsfactor van de vis laag.

Sprinkhanen, krekels, rupsen en meelwormen scoren ook zéér laag bij mij, dus wat dat betreft moest ik maar eens een hipperhapke proberen!

017

Dit jaar word ik 40. Vind ik niet leuk, maar ga er vanuit dat wanneer ik tegen de 50 loop, denk:  “Waar maakte ik mij druk over toen ik 40 werd! Over een aantal dagen 50 worden is pas erg, een drama!”
Laatst zei oma, die mijn oma niet is maar die ik wel zo noem, toen ik bijna verschrikt riep dat ik dit jaar 40 word: “Wat lekker jong!”
Dus dat zal ik later ook wel vinden.

Weet ook wel dat het nare gevoel dat kleeft aan 40 worden, slechts een opgelegd gevoel is. Maar toch…
Iemand kan iedere avond alleen thuis zitten, in het vuur starend voor tv. Maar het is ineens een eenzame kerst, wanneer diegene op 25 december alleen thuis is.
Iemand wordt nog vele, vele fijne, gezonde jaren gewenst op iedere verjaardag… maar met ingang van de 30ste verjaardag wordt bij de ronde getallen toegevoegd: “Zo…. dusss… en hoe voelt dat nou… zo’n mijlpaal?”
Bij de 31ste  en  41ste verjaardag heeft iedereen zich weer ‘herpakt’ en worden er weer normale felicitaties uitgesproken en worden er weer ‘fijne wensen gewenst’.
Volgens mij stopt dat toevoegen van de “Zo…. dusss…en hoe voelt dat nou… zo’n mijlpaal?” voor vijftien jaar na de 50ste verjaardag… maar die viering mag dan ook als dieptepunt beschouwd worden wanneer er een spandoek, (huizenhoge opblaas)pop en Abraham- of Sarahkoek bij aangesleept zijn.
Bij de 60ste verjaardag doet men niet raar… dat bewaart men voor de 65ste.

Anyway, voordat dit het zoveelste afgezaagde verhaal wordt over 40 worden – er zijn er al duizenden  geschreven – nog even het volgende:
Mocht ik dit jaar mijn verjaardag niet vieren, dan heeft dat niets te maken met die ‘magische’ leeftijd. Ik vier al jaren mijn verjaardag niet meer. Zou zomaar kunnen dat ik al bijna de helft heb overgeslagen. Overweeg dan vaak, om ook maar gewoon weg te zijn, wat ik volgens mij in de praktijk precies een keer heb gedaan (Vlieland).
Die keer dat ik graag in het vliegtuig had gezeten naar Curaçao, was er net op mijn verjaardag geen stoel in een vliegtuig beschikbaar. Jammer joh.
Maar de volgende dag wél. Dus die keer telt ook een klein beetje mee…
Twee keer op mijn verjaardag weggeweest naar een eiland.

Hmm… het vliegen naar een ver, zonnig oord… helemaal niet zo’n gek idee…
Eens even googlen naar een mooie bestemming…

Straks kan ik gewoon niet wachten tot ik jarig ben en 40 word!

vrijdag 14 januari 2011

016

Gisteravond plofte ik er zomaar in: de Nederlandse film Simon. Volgens mij was de film al over de helft, maar de situatie, de verhaallijn was mij snel duidelijk. Enige dat even duurde voordat ik het in de gaten had, was dat ‘Joy’ de dochter van Simon was…
Qua leeftijd kon dat absoluut niet. Heb even gekeken hoe oud de acteur Cees Geel is (hij speelt Simon) en wat de leeftijd van de actrice Nadja Hüpscher (Joy) is… en daar zit in het echt zeven jaar tussen (1965 en 1972). Natuurlijk kan iemand er ouder uitzien dan de werkelijke leeftijd of juist jonger. En natuurlijk is er iets met schmink te doen… Maar van beide was in Simon geen sprake.

Een puntje van kritiek zou je kunnen zeggen.

Daarnaast riepen de laatste minuten een vraag bij mij op.
De hoofdpersoon Simon krijgt kanker en hij wil niet wachten tot deze vreselijke ziekte een ondraaglijk lijden wordt. Er wordt op een gegeven moment gezegd dat er twee tumoren in zijn keel naar elkaar groeien en Simon wil niet stikken. Hij wil euthanasie.
Simon prikt zijn sterfdag, 10 mei.

Ik weet heel weinig van de euthanasiewet. Wat ik weet over euthanasie in Nederland moet ik hebben van items in de media. Ik heb nog nooit van dichtbij met euthanasie te maken gehad, en de wet heb ik niet gelezen. Het beeld in mijn hoofd over het moment dat de arts de handelingen uitvoert,  ziet er ongeveer als volgt uit: er ligt iemand in bed, de krachten zijn uit het lichaam weggevloeid, de persoon is door pijnbestrijding al deels  of van tijd tot tijd ‘weggezakt’. Ik zie een héél ziek persoon voor mij, die bijna niet meer beweegt.

In de film Simon gaat Simon op de middag van zijn sterfdag nog naar het strand en ’s avonds loopt Simon – weliswaar ondersteund – zelf naar het bed waarin hij zal inslapen. Hij kan goed en verstaanbaar praten en ziet helder de omstanders aan, wanneer de arts het infuus inbrengt.

Die scène strookte helemáál niet met mijn zelfbedachte beeld.

Ik heb er geen behoefte aan, mijn ideeën over levensbeëindiging in een blog te delen met lezers. Ik heb alleen een vraag naar aanleiding van de film: is de situatie zoals die in laatste scènes van de film Simon wordt geschetst, een realistisch beeld? Is het moment waarop in de film de euthanasie wordt toegepast, een moment dat ook in de werkelijk kan voorkomen?

Ik zie de reacties – graag feiten, geen meningen – tegemoet!

015

Woehoe! De bevestiging is binnen!
Ik kan natuurlijk niet zeggen wanneer, waar en door wie, want dan is zo te googlen wanneer ik niet thuis ben. Dat zou een uitnodiging zijn aan dieven die van een oud bankstel houden, een televisie die net zo diep is dan dat ‘ie breed is en een piano die alleen met zes man te verplaatsen is. Ondanks dat er geen dingen van enorme waarde in mijn stee te vinden zijn, blijft het natuurlijk behoorlijk dom om te zeggen wanneer ik van huis ben.

Cursus 2009 Foto: J. Bosgraaf
Maar dat ik mij weer heb ingeschreven voor  een meerdaagse cursus creatief schrijven, kan ik best aan het ‘papier’ toevertrouwen. Vandaag de bevestiging gekregen, dat er nog een plekje over is, en het verzoek het cursusgeld over te maken! Het duurt nog wel even, maar ik heb er nu alweer bereveel zin in. Lekker een paar dagen opgesloten zitten in een cursuslokaal, héél old-school met pen en papier op tafel, en maar schrijven! Alle pennenvruchten worden voorgelezen voor de groep. Dus bijna twee cursussen in één: een cursus prozaschrijven én een cursus voordragen voor publiek.

Na een avond en een ochtend schrijven in een rond cursuslokaal – vast heel feng shui - worden de cursisten met een opdracht naar buiten gestuurd: de omgeving vormt dan de inspiratiebron voor de verhalen die de cursisten 's avonds weer met elkaar delen.

Het wordt de vierde keer dat ik naar deze meerdaagse cursus ga. Ik mag en durf wel te zeggen, dat iedere editie een succes is. Er zijn steeds terugkerende elementen én weer nieuwe. Steeds terugkerend is de manier waarop de cursusleider mij weet te inspireren.

Na een paar dagen ga ik helemaal moe van de indrukken, de inspanning en interactie, maar met een blocnote vol verhaaltjes en een hoofd vol ideeën weer naar huis. Vandaar: bereveel zin!

donderdag 13 januari 2011

014

Dagelijks krijg ik heel veel spam binnen op een mailadres. Dat adres is daar ook min of meer voor bedoeld. Voor echte, serieuze mail heb ik een ander adres dat bij een beperkt aantal mensen en instellingen bekend is. Op het spamadres (ik dacht even dit woord zelf bedacht te hebben, maar heb het zojuist even gecheckt en op Google levert dat toch nog 2830 hits op) komt veel binnen over ‘medicijnen’ en zo. Een blik op de afzender en het is duidelijk: niet openen, meteen de prullenbak in!

Eergisteren kreeg ik het koud toen mijn oog over de afzenders ging: ‘Arjan Wouden’ stond er.
Ik ken een Arjan van der Wouden, waarmee ik in 2008 een aantal keren heb gemaild, toen hij de hoofdrol in AMADEUS speelde en ik in het bestuur zat van het de openluchttheaterclub. Ik wilde hem interviewen voor een huis-aan-huiskrant die ik maakte, dus we mailden over een geschikt moment. En nadat hij een avond over de vloer was geweest en ik het interview had uitgewerkt, moest hij daar  uiteraard zijn mening over kunnen geven.
Maar nu is het onmogelijk, dat Arjan mij nog mailt…


In juni 2009 heb ik geschreven (weliswaar in het Bildts, dus nu de vertaling):

Het blijft de hele dag in mijn hoofd rondspoken, terwijl ik had gedacht dat het na de begrafenis wel ‘klaar’ zou zijn. Maar de mooie dingen die we hebben gedaan en waarmee we de onmacht wilden omzetten in handelingen en symbolen, zijn blijkbaar niet genoeg geweest.

We maakten een boek met foto’s en brieven zodat hij, zoals wij, nog even zou kunnen terugkijken op een mooie tijd.
We belden met elkaar om erover te kunnen praten.
We zetten een advertentie in de krant
We droegen gisteravond de voorstelling aan hem op.
We gaven de rozen symbolisch aan hem, door ze gisteren na de voorstelling, allemaal voorop het podium te leggen. Een kippenvelmoment.
We legden de grote bos rozen vanochtend naast de kist.
We zaten met elkaar op een bank in de Mauritiuskerk en luisterden naar de sprekers en de muziek.
We klapten na een swingend gospelnummer.
We stonden op en applaudisseerden voor de laatste keer voor hem toen hij uit de kerk werd gedragen. Hij kreeg een staande ovatie: Arjan.


Het beeld van een vader die de kist van zijn overleden zoon draagt, was bijna ondraaglijk geweest.
En toen was hij weg en stonden wij buiten op de straathoek, niet wetend wat we moesten doen.
Het was helemaal nog niet klaar. Want 31 is veel te jong.


En dan ineens een spammail gebruikmakend van zijn oude adres.
Bizar.